Wat is zelfremmendheid?
Een reductor of vertragingskast heet zelfremmend te zijn als de uitgaande as van het systeem niet te verdraaien is. In dit geval kan het wormwiel de worm dus niet aandrijven. Dit verschijnsel treedt op vanaf een bepaalde overbrengingsverhouding. Het heeft alles te maken met de spoed van de worm en de wrijving tussen de contactoppervlakken van worm en wormwiel.
Deze eigenschap is gunstig in het geval dat terugloop ongewenst is. Bijvoorbeeld: de aandrijving van een roldeur valt stil tijdens openen. Dan kan het ongewenst zijn dat deze vanzelf dichtvalt (terugloopt) als gevolg van een niet-zelf-remmend systeem. Bijkomend voordeel is de besparing van een rem in een aandrijving.
Uiteraard heeft ook dit voordeel een nadeel. Een zelfremmende aandrijving is niet “eventjes met de hand” te verstellen.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen statische en dynamische zelfremmendheid.
Statische: een stilstaande (trillingvrije) aandrijving kan niet via het wormwiel in beweging worden gebracht. In dit geval is de stilstandswrijving voldoende.
Dynamische: een aandrijving komt na uitschakelen vanzelf tot stilstand ongeacht de last. In dit geval is de glijdende wrijving voldoende om de beweging te stoppen
Zelfremmendheid is niet een vast gegeven maar afhankelijk van factoren zoals de aard van de belasting. Is deze dynamisch (trillend) dan kan dit invloed hebben op de zelfremmendheid.
De eentraps reductoren van Groschopp zijn zelfremmend vanaf een overbrengingsverhouding van i=50.